Als u deze Tsjerkelûden leest dan zitten we al midden in de tijd van Advent.
Juist in zulke dagen gaat een hart open voor hoop, verwachting, vrede en licht. Wat mooi is het dat we juist in de dagen dat de bladeren van de bomen vallen en de dagen donkerder worden, in de kerk de taal spreken van het blad in de knop, van verwachting, van licht in het donker.
Zo zijn de vier weken van Advent een tijd die zich vult met vreugde over wat komen gaat, waarin we toeleven naar dat bijzondere punt in de tijd, dat vertelt hoe God zich voorgoed met ons leven heeft verbonden. Hij werd mens en is te vinden onder mensen. Niet zomaar, maar op plekken die minder voor de hand liggen, ergens achteraf in het mensenleven.
Herders gaan op weg omdat ze er iets over hebben gehoord en erin blijven geloven.
Wijzen gaan op weg omdat ze iets vermoeden van de sfeer die ze zien aan de hemel: verblindend licht dat hen de weg wijst.
En uiteindelijk gaan Maria en Jozef gedwongen door geweld op weg. Jezuskind, vluchtelingen-kind … in wiens herberg mogen zij schuilen, waar een nieuw bestaan opbouwen?
Als afsluiting deel ik met u graag onderstaande zegenbede:
Zegen van onrust
Moge God ons zegenen met onrust
over gemakkelijke antwoorden,
halve waarheden en oppervlakkige relaties zodat er diepgang is in onze harten.
Moge God ons zegenen met boosheid
over onrechtvaardigheid, onderdrukking en de uitbuiting van mensen zodat we werken voor rechtvaardigheid, vrijheid en vrede.
Moge God ons zegenen met tranen
die we plengen voor hen die leiden door pijn, verstoting, honger en oorlog,
zodat we onze handen zullen uitstrekken tot troost.
En moge God ons zegenen
met zoveel dwaasheid dat we geloven
een verschil te kunnen maken in deze wereld. Zodat we doen waarvan anderen zeggen dat het onmogelijk is.
Franciscaans zegenbede
Gezegende kerstdagen