Het is Tweede Pinksterdag als ik deze column schrijf. Mistroostig verzamelen zich buiten de druppels op het terras. Verdreven door de regen is het Pinkstervuur dit jaar snel geblust, probeer ik geestig te zijn. In gedachten zie ik tongen van vuur neerdalen uit de hemel die neerstorten op Jezus’ apostelen en hen begeesteren met Gods lof in de taal van elk die erbij was. Wat een ongelooflijke ervaring moet dat zijn geweest, niet in de laatste plaats voor de daar verzamelde menigte die uit alle windstreken naar Jeruzalem was getogen om het Pinksterfeest te vieren. Wat de geest van God al niet te weeg kan brengen.
Ons Pinksterfeest valt samen met het Joodse Wekenfeest. Het feest der weken, dat van de eerstelingen van de tarweoogst, ook wel het feest van de vijftigste genoemd. Het staat namelijk geagendeerd voor de 50ste dag na de sabbat die volgt op het Paasfeest. In het Grieks heet dat ‘pentacosta’ en daarvan is onze naam ‘Pinksteren’ afgeleid. Kijk, dat vind ik nu weer leuk. Net als al die woorden en uitdrukkingen in de bijbel, waarvan onze taal doorspekt is. Wie krijgt er niet eens de geest, op welk vlak dan ook maar.
Vuur, het heeft iets magisch. Winterdag kijk ik graag naar de vlammen in onze houtkachel. Al mijmerend zie ik pake en bep zitten, elk aan een kant van de tafel in hun knusse woonkamer. Het is stil, de klok tikt de minuten weg, langzaam verdringt de schemer de dag. Pas tegen het donker gaat het grote licht aan. Ik aanschouw het vanuit de bedstee, door het kleine kijkgat. Er gebeurde niets en toch vond ik het reuze spannend. Dat dit ‘skimerjen’ was, begreep ik veel later. De dag in alle rust overdenken, een louterende rustpauze in de drukte van alledag. In onze tijd, waar we de neiging hebben om al maar door te tuffen, jakkeren we tussen de bedrijven door naar de yogales of cursus mindfulness om onze geest wat rust te gunnen. Of rennen we onze rondjes, compleet met hartslagmeter, oortjes en een muziekje. En is het niet om ons hoofd leeg te maken, dan is het wel om de overtollige kantoor- en coronakilo’s kwijt te raken. Intussen is ons horloge getransformeerd tot een populaire ‘activity tracker’, die je koppelt aan je mobiel. Zo meten we van stap tot stap onze gezondheid. Denken we.
Skimerje, ik vergelijk het met mijn staren in de vlammen van de houtkachel. Hoe het vuur daarin zich ontwikkelt heeft alles te maken met trek. De ene dag is de andere niet. Is de trek er niet, dan wil de brand er maar moeilijk in. Dan is het stoken van een vuurtje een ware kunst. Op zo’n moment is het moeilijk voor te stellen dat één vonkje een verzengende brand tot gevolg kan hebben, met alle trieste gevolgen van dien. Voorbeelden te over.
Moet het vuur in de kachel soms een beetje op weg geholpen worden, in figuurlijke zin mag het innerlijk vuur ook best wat worden opgepookt, het Pinkstervuur wel te verstaan. Tongen van vuur die ons hart verwarmen en het openzetten voor wat God ons te zeggen heeft. Best wel moeilijk, nu we elkaar al zolang niet écht ontmoeten op zondag. Opeens denk ik terug aan lang geleden, toen de niet alledaagse dominee A.J. van der Wiel uit Leeuwarden regelmatig op de preekstoel stond en steevast begon met ‘Heer, hier staan we bij U op de stoep en kloppen bij U aan’. De Heer doet open. Doen wij ook open als hij bij ons aanklopt?
Ik wens jullie allemaal een mooie, vurige zomer. Het laatste uiteraard figuurlijk.
RIA