Gefascineerd was ik. Van onze melkboer. Om precies te zijn, van zijn neus. In mijn ogen een hele grote. Je kon erop wachten. De betovering oversteeg de waarschuwingen van mim. Ik stelde mijn grote waaromvraag. “Wêrom het Thys soa’n groate neus?”. Het antwoord weet ik niet meer, maar mim kon mij wel smoren. Waarom? Dat ontging de kleuter die ik toentertijd was.
Waarom heeft God die boom in het paradijs gezet. Dat had Hij toch niet hoeven doen? Dan had de wereld er toch totaal anders uitgezien? Hij had toch kunnen weten dat wij de verleiding niet zouden kunnen weerstaan. Met andere woorden, het is toch ook wel een beetje zijn eigen schuld dat het fout ging?
In haar uitleg, zondag 14 juli, vergeleek dominee Ineke Baron de boom in de hof van Eden met de binnentuin van een klooster. Een klein paradijsje waarin een boom prijkt. Een tuin, gewijd aan God, zijn ruimte, heilig, gewijd. Als in het paradijs. Gods plek om op aarde met de mens te verkeren. De mens had die ruimte moeten respecteren. Eraf moeten blijven. Er stond geen hek omheen, net zoals de deur naar de kloostertuin niet op slot zit. Op zo’n mooie, rustgevende plek zou je monniken verwachten die er zitten te lezen, te bidden of te filosoferen. Niets van dat alles. Het is Gods ruimte, heilige grond die ze niet betreden, uit respect voor God. Alleen de tuinman mag er komen.
Ik vond het een hele mooie metafoor. Een bevriende monnik kende deze uitleg nog niet. Maar wie weet schiet de symboliek wortel in zijn katholieke voedingsbodem. Wat protestantse mest kan nooit kwaad. In de kloostertuin van de monnik staat overigens geen boom, maar ontspringt een bron. Zonder twijfel gestoeld op een bijbelse gedachte. Onder het genot van een bronwatertje of abdijbiertje komt het vast nog eens ter sprake.
Adam en Eva, respecteerden de ruimte niet die God voor zichzelf had gecreëerd. Ondanks het verbod. Zouden wij een haar beter zijn geweest? Onder de groep die werd rondgeleid in het klooster met de binnentuin, bevonden zich een jongen en een meisje. De jongen deed net alsof hij de binnentuin zou gaan betreden. Waarop het meisje geschrokken in tranen uitbarstte en riep dat zij niet meer veilig zou zijn als hij de grens overstak. Adam en Eva gingen de grens over. En niet het gebrek aan kleding, maar het ontbreken van veiligheid legde hun naaktheid bloot.
Veilig, het heeft alles te maken met liefde en geborgenheid. Hoe veilig is de ander bij ons? Erkennen wij de ruimte die de ander nodig heeft? Geven we elkaar die ruimte? En dan bedoel ik niet in letterlijke zin. Je gesprekspartner die net een stapje te dichtbij staat; die een stapje naar voren doet zodra jij een stapje naar achteren zet. Ik voel me daar ongemakkelijk bij. Maar wat prijs ik mij gelukkig dat ik in een veilig gezin ben opgegroeid en de ruimte kreeg. Eén blik naar buiten is genoeg om te beseffen dat dit geen vanzelfsprekendheid is. Helaas.
Dominee Baron wilde ons iets meegeven om over na te denken. Wel, wat mij betreft is ze daar in geslaagd. De symboliek in haar verhaal boeide me zo dat het pepermuntje erbij inschoot. Eén ‘waarom’ is een beetje opgelost, van hoofd- naar kleine letter ‘w’ zeg maar.
De grote voorgevel van de melkboer kwam ongetwijfeld voort uit zijn genen. Of hij echt zo groot was als in mijn kleuterogen, in de neus van zijn zoon Doeke zie ik dat niet terug. Of het moet zijn dat ze zich in Doeke gemanifesteerd hebben als wijsneus. Dat moet je toch wel zijn als oud-huisarts, oud-verzekeringsarts, oud-hoogleraar sociale geneeskunde en schrijver. Misschien stuur ik hem wel het fotootje van de brijkar van onze melkboer, dat ik zelf ooit schoot. Waarom? Nou gewoon, daarom.
RIA