Wie zoekt, zal vinden

Home Meditaties Wie zoekt, zal vinden

Wie zoekt, zal vinden

Levi gaat op een dag buitenspelen met zijn vriendjes. Ze voetballen, klimmen in een boom en rennen achter elkaar aan. Op een gegeven moment stelt één van hen voor om verstoppertje te gaan doen. Levi is enthousiast; verstoppertje spelen is altijd leuk. Omdat hij zo enthousiast reageert, is snel besloten dat Levi zich als eerste mag gaan verstoppen. 

Terwijl zijn vrienden tot 100 tellen, rent Levi er vandoor. Hij weet meteen waar hij zich gaat verstoppen. Hij rent een steeg door, naar een klein parkje. Daar gaat hij van het pad af en springt hij in de struiken. Hij knielt tussen de struiken, terwijl hij in de verte hoort hoe z’n vriendjes roepen ‘100, we gaan zoeken!’ Levi is tevreden; hier gaan ze me nooit vinden! Minuten gaan voorbij. Levi kan vanuit zijn verstopplek zien dat zijn vriendjes nog niet het park in zijn gekomen. Hij hoort ze in de verte af en toe wel roepen, maar dat klinkt steeds verder weg.

Het duurt wel lang! Zijn z’n vrienden zo dom dat ze niet in het parkje gaan zoeken? De spanning slaat bij Levi om in verveling, en zijn verstopplek wordt steeds oncomfortabeler. Langzaam bekruipt hem een gevoel van eenzaamheid; hij zit hier maar alleen terwijl zijn vriendjes bij elkaar zijn. Maar ja, verstoppertje speel je om te winnen…

Op een gegeven moment vindt Levi het niet zo leuk meer. Hij gaat rechtop staan en kijkt om zich heen. Dan ziet hij zijn vriendjes op een grasveld in de verte. Ze zijn helemaal niet aan het zoeken; ze zijn met elkaar aan het voetballen! Hoe lang zijn ze al gestopt met zoeken?! Levi is boos en verdrietig, en rent naar huis. Daar vertelt hij snikkend aan z’n grootvader wat er gebeurd was; ‘ik was verstopt maar niemand ging mij zoeken!’ Zijn grootvader luistert aandachtig en zet Levi op schoot. ‘Levi,’ sprak hij zorgvuldig, ‘dit gevoel vertelt je iets over God. Hij is verborgen, maar wil graag gezocht worden. Maar de mensen zoeken Hem niet eens…’

Dit is (mijn bewerking van) een oud joods verhaal, dat volgens mij heel treffend verbeeldt hoe veel mensen in ons land met religie omgaan. De vraag of er een God is en alle grote vragen die daaraan verwant zijn, lijken steeds vaker beantwoord te worden met een onverschillig schouderophalen. ‘Vroeger’ was de samenleving ingedeeld in ongeveer 3 categorieën: theïsten (de overtuiging dat er een god is), atheïsten (de overtuiging dat er geen god is) en agnosten (de overtuiging dat we niks over god kunnen weten).

Recent is er een nieuwe term bedacht om aan dat rijtje toe te voegen: apatheïsten, een woordspeling van apathie (onverschilligheid) en theïsme. Apatheïsten zijn niet geïnteresseerd in de vraag naar een god. Om in termen van het verhaal van Levi te blijven: ze zijn gestopt met zoeken. De vraag naar God laat hen koud.

Nederland is de afgelopen decennia gigantisch veranderd als het gaat om kerkgang en geloof, dat weten we allemaal. Als reactie daarop heb ik een gedachte vaak voorbij horen komen: ‘mensen zijn nog net zo religieus, maar ze vinden nu hun antwoorden gewoon elders.’ Was het vroeger de kerk, dan is het nu een filosofische praatgroep of een spirituele reis naar Thailand. Mensen zoeken en verlangen nog net zoveel als altijd, maar nu op andere en uiteenlopende plekken.

Dat zou zo kunnen zijn. In dat geval is het aan ons als kerk om mensen te blijven uitnodigen in ónze zoektocht naar God. ‘Laten we samen zoeken! En hier heb je wat wij tot nu toe gevonden hebben.’ Wij zijn zelf ook zoekende naar die Verborgen God, en we hebben daarover nooit het laatste woord gezegd.

Maar als ik gesprekken voer, zeker met jongeren en jongvolwassenen, en als ik kijk wat er in het nieuws en op social media voorbij komt, twijfel ik nog wel eens of het zo simpel is. Zou het kunnen dat veel mensen in Nederland de zoektocht simpelweg gestaakt hebben? Dat de vraag naar spiritualiteit en de vraag naar God voor veel mensen niet meer relevant is? Is er nog bij iedereen een verlangen naar die zaken? Of hebben decennia van consumptiegedrag en individualisering dat ingebouwde verlangen naar God succesvol in de kiem gesmoord? Is de tijd van het apatheïsme aangebroken?

Stel dat dat zo is, en we niet langer bij iedereen een onderhuids verlangen naar spiritualiteit kunnen vermoeden, wat doen wij dan als kerk? Wij willen mensen graag helpen zoeken, we willen ook bepaalde antwoorden aandragen, maar wat als er geen vraag meer wordt gesteld? Of dichterbij: wat als je kinderen het niet met je oneens zijn over het bestaan van God, maar als de vraag hen gewoon niet boeit?

Ik blijf vasthouden aan het feit dat wij Gods schepsels zijn, gemaakt om op Hem gericht te zijn. Dat bekende beeld van een gat in ons hart dat alleen God op kan vullen. Er zal, hoezeer het ook ondergesneeuwd is, altijd een zintuig in ons zitten dat op God gericht is. In radicaal apatheïsme geloof ik dus niet. Maar allemachtig, wat kan het verlangen naar God diep ondergesneeuwd raken.

Wij gaan een nieuw tijdperk in van kerken in en vanuit het MFC. Daar gaan we publiek en openbaar zoeken naar de Verborgene, en soms vangen we een glimp van Hem op. Laten we hopen en bidden dat ons zoeken ook anderen er toe aanzet om weer mee te doen met het goddelijke verstoppertje. God is erg goed in het spel, maar stiekem wil Hij het liefst gevonden worden en zal Hij ons altijd hints geven.

98.. 99.. 100! Wij komen!

 

Ds. Rob Bergsma